Eindelijk zou het na jaren weer gaan sneeuwen in ons kikkerlandje. De berichten kwamen van alle kanten binnen, en als wintergek werd ik daar behoorlijk opgewonden van. Hoewel de berichten aangaven dat het sneeuw geweld pas zaterdagavond rustig zou gaan losbarsten, liep ik de hele dag van het keukenraam en dan weer naar het grote raam in de huiskamer heen en weer of ik toch niet al vlokjes sneeuw kon ontdekken. Uiteraard waren al die zenuwachtige wandelingetjes door het huis voor Jan met de korte achternaam, behalve dan dat ik wel afviel omdat ik lekker in beweging was. Half elf in de avond begon het eindelijk heel licht te sneeuwen hier in Amsterdam Zuidoost. Als een echte stuiterbal liep ik van keukenraam naar huiskamerraam om er volop van te kunnen genieten. Na al dat heen en weer geloop werd het tijd om rond middernacht ons warme mandje op te zoeken, met de hoop dat er zondagochtend een lekkere laag verse sneeuw zou liggen.
Zondagochtend was ik om half negen wakker, en het eerste wat ik deed was de gordijnen opentrekken. Een ietwat teleurstellend maar mooi wit laagje sneeuw bedekte ons balkon en de reling, en als ik daar voorbij keek zag ik vanaf vijf hoog een mooie witte wereld. De grootte van de sneeuwvlokken was wel heel zielig, je moest echt verdomd goed kijken of het nou wel of niet sneeuwde. Omdat ik toch als eerste het bed uit was, bood ik spontaan aan om een bakkie te zetten en een broodje te smeren voor manlief. Tenminste in manlief zijn dromen dan. In werkelijkheid besefte ik dat ik nu toch echt een keer aan de beurt was om koffie te zetten en een schaaltje havermout voor mezelf te maken. Manlief had immers al weken, zo niet maanden in de ochtend broodjes gesmeerd en koffie gezet voor zichzelf en een schaaltje havermout voor mij opgewarmd. Mopperend en pruttelend liep ik de keuken in en zorgde voor koffie, 2 krentenbolletjes besmeert met boter en pap voor mezelf.
Ja mensen, ik heb lichtelijk last van ochtendhumeur, maar dat duurt niet heel lang hoor. Eenmaal terug in bed met de verse koffie en havermout was mijn gemopper ook snel klaar. Kijkend door het raam hadden we het erover dat ik nu wel eens een keer het centrum van Amsterdam zou willen zien, gehuld in verse witte krakende sneeuw. De enige sneeuw die ik ooit heb gezien in onze mooie hoofdstad was smeltende en bemodderde bruine prutsneeuw.
Voordat we uit bed in bad stapten, hadden we besloten dat we eerst maar een stukje zouden lopen, en dat we bij het eerste metrostation waar de metro’s nog wel reden terplekke zouden overwegen of we de gok zouden wagen om naar de binnenstad te reizen. Omdat ik in een risicogroep zit, en liever geen corona mag en wil krijgen, zouden we sowieso kijken hoe druk het in de metro zou zijn. Bij drukte en twijfel zouden we de metro zeker niet instappen.
We deden het nog rustig aan in de ochtend, ook omdat manlief en ik twijfelden of we er wel goed aan zouden doen om de binnenstad in te gaan. Voor hetzelfde geld zou het openbaar vervoer uit kunnen vallen als we in de binnenstad zouden zijn. We hielden de berichten in de gaten, de bussen reden hier nog gewoon langs en de metro zou vanaf Ganzenhoef naar Amsterdam Zuid rijden. Daar konden wij de Noord-Zuidlijn pakken die beslist zou blijven rijden, want die reed echt onder de grond en had geen last van de sneeuw.
Zo rond een uur of één in de middag trokken wij de stoute schoenen aan. Bepakt en dik aangekleed met sjaal, handschoenen, gebreide mutsen en mondkapjes openden wij de voordeur en gingen vol goede moed richting metrostation, hier tien minuten lopen vandaan. Voor het station hebben we nog even staan te twijfelen of we naar de binnenstad zouden gaan. Omdat het opmerkelijk rustig was besloten wij de gok te wagen.
We vonden al snel een coupe waar geen mensen zaten. Na een half uur ging de metro eindelijk rijden, bleek dat bij de volgende halte de deuren niet goed open en of dicht gingen. Niet dat ik niet weet of ze wel of niet dicht gingen, maar de ene deur ging niet open en de andere deur ging niet goed dicht. Onderweg stapten er alleen maar mensen uit, en werd het steeds rustiger in de metro. We naderde station Over-Amstel, een ongezellig station naast een industrieterrein, wat er zo niet uitnodigend uitziet, en waar je niet dood gevonden wil worden. Eenmaal aangekomen op dat station besloot de metro bestuurster dat wij uit moesten stappen omdat de metro niet verder ging dan dit station. Braaf en met de hoop dat we opgehaald zouden worden door een andere metro stapten we uit. Toen iedereen uitgestapt was reed die muts doodleuk weg met de metro. Harde besneeuwde windstoten op dit station maakten dat we hier niet wilden blijven staan. We besloten naar het dichtstbijzijnde station, Spaklerweg te lopen en daar een metro richting huis te nemen. Want we beseften nu dat als we toch richting binnenstad door zouden gaan, dat we dan op zeker niet meer thuis konden komen. Wij liepen of eerder gezegd gleden vol goede moed drie trappen bedekt met sneeuw naar beneden. Eenmaal bij de uitgang van het station bleek dat we aan de verkeerde uitgang stonden. Er zat niets anders op dan die drie besneeuwde trappen weer naar boven te beklimmen. We liepen het station door naar de andere kant en ook daar lag een behoorlijke laag sneeuw op de traptreden. Bijna glijdend in de sneeuw daalden wij af naar beneden. Aan de Linkerkant buiten het station moesten wij nog een heftig ondergesneeuwde trap beklimmen om zo de straat richting Spaklerweg te kunnen bereiken. De schoenen van manlief liepen tijdens die klim redelijk vol met koude sneeuw. Vol goede moed begonnen wij aan onze wandeling richting Spaklerweg, maar al na vijftien meter in de snijdende wind te hebben gelopen, leek het ons toch geen goed idee om naar het andere station te lopen. Dus lieten ons weer afglijden naar de ingang van het station Overamstel, beklommen we wederom de drie besneeuwde trappen, en stonden we weer op hetzelfde punt als waar we achter gelaten waren door die muts van het GVB. Er was in al die tijd nog geen metro langsgekomen, we hadden de stille hoop dat dat nog wel ging gebeuren. Maar wat er ook gebeurde en hoe graag we het ook wilden, er was in de wijde omtrek geen metro te zien. Ik zag het niet zitten om de hele middag op niks te blijven wachten dus besloten we toch maar weer de trappen af te dalen. We liepen nu aan de rechterkant het station uit, in de hoop wat minder last van de snijdende wind te hebben. Dat scheelde inderdaad wel iets, en nu kwamen we inderdaad alvast een stukje verder richting Spaklerweg. Het was uiteindelijk toch wel een hele onderneming om dat stuk naar de Spaklerweg te lopen. Van alle kanten sneed de koude sneeuw op de stukjes huid die we niet konden bedekken, vooral rondom de ogen. Ik kan je vertellen dat dat echt geen fijn gevoel is, maar als we naar huis wilden dan moesten we toch door met onze gestrande onderneming. We snapten nu ook waarom het buiten niet zo druk was, de verstandige mensen zaten gewoon lekker in hun warme wind- en sneeuwvrije huizen.
IJskoud en met bevroren vingers bereikten we toch station Spaklerweg, onderweg er naar toe hadden we al een paar metro’s langs zien rijden. We hoopten dat er in ieder geval nog één metro zou rijden die ons naar het Bijlmerstation zou brengen. Nadat we drie minuten hadden staan wachten kwam daar onze redder in nood aanrijden. Manlief had gekeken of vanaf station Bijlmer nog bussen zouden rijden, zodat wij weer veilig naar huis zouden kunnen komen.
Vol goede moed bereikten wij het Bijlmerstation. Opgelucht dat we al zover richting huis waren gekomen liepen wij al pratend en hoopvol het busstation op, waar het er wel heel leeg uitzag. Geen bus meer te bekennen, en ook de borden gaven aan dat de bussen geen meter meer gingen rijden.
Er waren ondertussen twee uur voorbij vanaf het moment dat wij in de metro richting station Zuid waren ingestapt en nu bij het Bijlmerstation waren gestrand. Je maakt nog eens wat mee op een gewone zondagmiddag met ons. Maar goed, er reden geen bussen meer, en we moesten toch thuis zien te komen. Helaas was de enige optie lopen naar ons huis, er was geen taxi te zien, en de snorders waar je normaal gesproken over struikelt in de Bijlmer waren ook in geen velden of wegen te bekennen. Onze benen waren bevroren door de snijdende wind die van alle kanten kwam. Manlief had geen gevoel meer in zijn handen, en mijn beide pinken waren bevroren. Nadat we moed verzameld hadden voor deze nu wel toch onvrijwillige wandeling begonnen we aan onze laatste stuk richting huis.
Het eerste stuk richting de Amsterdamse Poort kwam de wind uiteraard snijdend met stuifsneeuw recht op onze niet bedekte stukjes huid af. We probeerden in het winkelcentrum zo bedekt mogelijk te blijven lopen. We wisten dat er nog een groot open stuk aan zou komen, namelijk het Nelson Mandela park. Op het moment dat wij het park inliepen was er bijna geen voetpad meer te zien. Op gevoel probeerden wij dit stormachtige park te trotseren. Het filmpje wat manlief gemaakt had laat zien dat ik enigszins haast had om naar de uitgang van het park te geraken.
Ik was er allang klaar mee en snapte niet dat ik eerder die dag gezegd had dat ik me verheugde op gloeiend rode wangen na onze wandeling. De wandeltocht duurde drie kwartier, en met vuurrode wangen, uitgelopen mascara, en een natte neus bereikten we bijna op onze knieën onze voordeur. Het scheelde niks of ik had de deurmat bijna gekust, zo blij was ik dat we weer veilig thuis waren.
Voorlopig vinden wij dat we deze week wel genoeg in de sneeuw hebben gelopen. We blijven lekker veilig binnen, genietend van de witte wereld vanaf onze verdieping. Rode wangen krijg ik vanzelf van onze warme kachel, en als manlief…….. nou ja, vul dat zelf maar in.